zaterdag 17 augustus 2013

Dag 72: Hel en verdoemenis

Ondertussen hebben we al een week achter de rug met fantastisch zomers weer. Elke dag temperaturen van 35° of meer en langzaam krijgen we allemaal een lichtbruin tintje. Het grond is kurkdroog en de lucht zindert van de hitte. Logisch dat er vroeg of laat een onweer zat aan te komen om even de hittegolf te doorbreken. Op een avond zijn Lien en ik samen met de kinderen bij de paardenwei. De 3 beestjes hebben extra ruimte nodig want na enkele dagen hebben ze al het terrein leeg gegraasd. We zetten extra piketten en vergroten de afspanning zodat het veldje verdubbelt in oppervlakte. We zijn bijna klaar als we verrast worden door de eerste dikke druppels. Op dit moment zijn die meer dan welkom en heerlijk verfrissend. Al snel zijn we doornat want de draad moet toch nog snel worden afgewerkt. De kinderen schuilen wijselijk in de auto want ook het gerommel in de lucht zwelt aan. Het is ondertussen al helemaal donker en tijd om te gaan slapen. Ik besluit om samen met de kippen, euh kinderen op stok te gaan want het feestje van gisteren zit ook nog wat in de kleren. We slapen nog steeds alle vier samen in de caravan, het opzetten van de tenten is gepland voor dinsdag als Jasmien, Finn en Mil ons komen vervoegen. De regen roffelt onophoudelijk op het plastieken dak van ons tijdelijke huisje maar dat deert niet voor mijn nageslacht want die zijn als snel collectief in dromenland. Ik luister nog even naar de donder en val dan tenslotte ook in een lichte onrustige slaap. Die is echter van korte duur want de weersgesteldheid wordt steeds slechter. Ik begin mij zorgen te maken over de standplaats van onze sleurhut. Deze staat geparkeerd in de koeienweide, bovenaan een helling. Ondertussen zijn er al ettelijke liters water gepasseerd en die hebben het terrein herschapen in een modderig boeltje vol koeienvlaaien. Ik krijg visioenen van modderstromen die tsunamigewijs ons hele hebben en houden meesleuren en een caravan die de helling afsjeest om ondersteboven te eindigen in de rivier. Ik probeer mijn hoofd buiten te steken om de toestand van de ondergrond te controleren maar de talloze bliksemschichten schrikken mij af om de deur te openen. Als kind heb ik ooit de bliksem weten inslaan bij ons thuis, net op het moment dat mijn moeder de voordeur opende. Ik herinner mij nog levendig de vuurbol die vervolgens op onze televisie insloeg en die mij opzadelde met een extra lichtflitstrauma. Ik lig dus met opengesperde ogen te bibberen in bed en te luisteren naar het continue kletsen van de regen en de zware donder die tussen de bergen blijft weerkaatsen. Ik tel zowat elke minuut van de nacht terwijl de koters onverstoord verder tukken, zich van geen kwaad bewust. Pas tegen 6u 's morgens neemt de intensiteit van het noodweer af en durf ik weer bewegen in bed, er eindelijk van overtuigd dat we niet meer zullen wegspoelen. Achteraf hoor ik dat David en Lien 's nachts komen controleren zijn of alles in orde was met ons, maar ik heb ze zelfs niet gehoord door al dat natuurgeweld. Overdag herneemt de zon terug haar oude programma en binnen de kortste keren valt er niets meer te merken van de helse nacht. Enkel aan moeder haar kleine en vermoeide oogjes kun je nog aflezen wat er zich in het donker heeft afgespeeld.

Geen opmerkingen: